zaaide uit

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zaai·de uit
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
uitzaaien

zaaide uit

  1. enkelvoud verleden tijd van uitzaaien
    • Ik zaaide uit. 
    • Jij zaaide uit. 
    • Hij, zij, het zaaide uit. 


Gangbaarheid