zaai uit

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zaai uit
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
uitzaaien

zaai (...) uit

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitzaaien
    • Ik zaai uit. 
  2. gebiedende wijs van uitzaaien
    • Zaai uit! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitzaaien
    • Zaai je uit? 

Gangbaarheid