zaadbakje

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zaad·bak·je
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zaadbak zaadbakken
verkleinwoord zaadbakje zaadbakjes

Zelfstandig naamwoord

het zaadbakjeo (verkleinwoord is de gangbare vorm)

  1. klein bakje dat gevuld met zaad of ander vogelvoer in een vogelkooi gezet wordt, ook wel gebruikt voor vergelijkbare bakjes voor knaagdieren of voor het bijvoeren van wilde vogels
    • Ik moet de zaadbakjes nog even bijvullen. 
  2. (bouwkunde) (figuurlijk) (schertsend) benaming voor een serre of erker aan een gebouw
    • Niet iedere architect was enthousiast over serrebouw. De invloedrijke en vooraanstaande architect Henk Wegerif was geen groot voorstander van serres, terwijl in zijn oeuvre vele huizen prijken. Moeilijk vond hij het om een architectonisch en constructief bevredigende oplossing te vinden voor ‘het aan een vogelkooi hangende zaadbakje’. [1]
    • Doch ook deze beurs verdween toen het Damrak ten deele werd gedempt; zij werd vervangen door het bekende "zaadbakje”, zooals dit in de wandeling heet, achter aan de tegenwoordige beurs aangebouwd. [2]
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen