wouten

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • wou·ten
Woordherkomst en -opbouw
  • wout met uitgang -en

Zelfstandig naamwoord

de woutenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord wout
    • Hoofdverdachte Frenkie die bij de politie alleen heeft gesproken over een 'flits waarin hij een oude vrouw in de gang ziet vallen' zei gisteren, dat hij die uitspraak had ondertekend, omdat hij het "gekanker van die wouten" zat was. [1]

Gangbaarheid

63 % van de Nederlanders;
17 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen