wouden

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • wou·den

Zelfstandig naamwoord

de woudenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord woud

Werkwoord

vervoeging van
willen

wouden

  1. meervoud verleden tijd van willen
    • Wij wouden. 
    • Jullie wouden. 
    • Zij wouden. 
Synoniemen

Gangbaarheid

90 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be