woonplaats
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: woonplaats (hulp, bestand)
Woordafbreking
- woon·plaats
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van woon ww en plaats
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | woonplaats | woonplaatsen |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
- (informatica) plaats waar men woont, waar men ingeschreven is in het bevolkingsregister
- ▸ We waren daarvoor gekomen, en voor de romantische illusie om onze nieuwe woonplaats Venetië te zien door de ogen van de illustere toeristen die ons waren voorgegaan, zoals Stendhal, Lord Byron, Alexandre Dumas, Richard Wagner, Marcel Proust, Gustav Mahler, Thomas Mann, Ernest Hemingway, Rainer Maria Rilke, en die met zekerheid op deze zelfde stoelen hadden gezeten om hetzelfde uitzicht beroemd te maken.[1]
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord woonplaats staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "woonplaats" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ “Grand Hotel Europa” (2018), , ISBN 978-90-295-2622-7, p. 26
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be