woonkost
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- woon·kost
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van woon ww en kost zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | woonkost | (woonkosten) * |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de woonkost m
- geld dat je uitgeeft aan een vaste verblijfplaats
- Betaalbaarheid is gedefinieerd in termen van de woonquote – de ratio van de woonkost tot het huishoudinkomen. [1]
Synoniemen
- woonkosten (meer gangbare vorm, zeker in Nederland)
- woonlasten (meer gangbaar wanneer het wordt vergeleken met iemands totale uitgaven of inkomsten)
Opmerkingen
- Het meervoud "woonkosten" heeft dezelfde betekenis en is dus voor wat betreft de betekenis niet het meervoud van "woonkost".
Gangbaarheid
- Het woord 'woonkost' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.