woonconsument
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- woon·con·su·ment
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | woonconsument | woonconsumenten |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de woonconsument m
- leden van een woningbouwvereniging die zich als consument gedragen
- De woonconsument voelde zich vooral huurder en niet een lid van de woningbouwvereniging.