woon
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- woon
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | woon | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
wonen |
woon
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wonen
- Ik woon.
- gebiedende wijs van wonen
- Woon!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wonen
- Woon je?
Gangbaarheid
- Het woord woon staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "woon" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ woon op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 4
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Werkwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 100 %
- Prevalentie Vlaanderen 98 %