wonderdokter

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • won·der·dok·ter
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord wonderdokter wonderdokters
verkleinwoord wonderdoktertje wonderdoktertjes

Zelfstandig naamwoord

de wonderdokterm

  1. (medisch) iemand die zichzelf dokter noemt of dokter wordt genoemd die wonderen zou kunnen verrichten, meestal een kwakzalver of bedrieger
    • Er is geen BIG-registratie voor wonderdokters. 
Vertalingen

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen


Nedersaksisch

Zelfstandig naamwoord

wonderdokter

  1. (medisch) wonderdokter
Verwante begrippen


Veluws

Zelfstandig naamwoord

wonderdokter

  1. (medisch) wonderdokter
Verwante begrippen