woekerde voort
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- woe·ker·de voort
Werkwoord
vervoeging van |
---|
voortwoekeren |
woekerde voort
- enkelvoud verleden tijd van voortwoekeren
- Ik woekerde voort.
- Jij woekerde voort.
- Hij, zij, het woekerde voort.
- Ik woekerde voort.