wipperig
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- wip·pe·rig
Woordherkomst en -opbouw
- naamwoord van handeling wippen met het achtervoegsel -erig
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | wipperig | wipperiger | wipperigst |
verbogen | wipperige | wipperigere | wipperigste |
partitief | wipperigs | wipperigers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
wipperig [1]
- de neiging hebbend snel op en neer te gaan
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord wipperig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "wipperig" herkend door:
69 % | van de Nederlanders; |
74 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be