winterstop
Uiterlijk
- Geluid: winterstop (hulp, bestand)
- win·ter·stop
- samenstelling van winter en stop
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | winterstop | winterstops |
verkleinwoord | winterstopje | winterstopjes |
de winterstop m
- periode in de winter wanneer een bepaalde activiteit onderbroken wordt met name bij bepaalde sporten zoals voetballen
- PSV won zaterdag voor de achtste keer in negen wedstrijden na de winterstop en voerde de druk op de nummers één (Feyenoord) en twee (Ajax) van de eredivisie weer op. [1]
- periode in de winter dat men de dekking van een verzekering kan onderbreken zoals bijvoorbeeld voor motoren die men dan toch niet gebruikt
- Het woord winterstop staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "winterstop" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ NRC 11 maart 2017
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be