winstverwachting

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • winst·ver·wach·ting
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord winstverwachting winstverwachtingen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

winstverwachting v [1]

  1. (economie) de winst die een bedrijf denkt te gaan maken
     De resultaten over 2011 waren wel goed voor de noordelijke havens. Er werd 8 miljoen ton aan goederen overgeslagen, een record. In 2010 was de overslag nog 7,6 miljoen ton. Ook de havens van Amsterdam en Rotterdam verwerkten in 2011 meer goederen. Groningen Seaports gaat wel minder bedrijventerreinen uitgeven dan voorheen. Ook dat gaat ten koste van de winstverwachting. Die is bijgesteld naar een kwart miljoen euro.[2]
     Bestuursvoorzitter Gerrit Zalm kondigde wel aan dat de bank vanaf dit jaar weer dividend gaat uitkeren. De staat kan als eigenaar rekenen op 4 procent van de winst. Een concrete winstverwachting wilde Zalm niet afgeven, maar naar verwachting zal de winst na aftrek van bijzondere kosten voor 2011 neerkomen op ongeveer 300 miljoen euro.[3]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink geraadpleegd op 17 november 2022 Weblink bron “Havens Groningen: voorzichtig ondanks recordjaar” (Donderdag 12 januari 2012, 16:10), NOS
  3. Bronlink geraadpleegd op 17 november 2022 Weblink bron “ABN Amro meldt goede jaarcijfers” (Vrijdag 4 maart 2011, 14:04), NOS