winkelwagens

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • win·kel·wa·gens

Zelfstandig naamwoord

de winkelwagensmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord winkelwagen
     Met mijn boodschappenlijst voor de komende maand in de aanslag stortte ik me op de schappen en na anderhalf uur duwde ik twee volle winkelwagens de supermarkt uit richting het postkantoor.[1]

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia