winkelier
Uiterlijk
- win·ke·lier
- In de betekenis van ‘man die een winkel drijft’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1614 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | winkelier | winkeliers |
verkleinwoord | winkeliertje | winkeliertjes |
de winkelier m
- (beroep) een detailhandelaar die een winkel houdt of heeft
- Vraag het anders even aan die winkelier, dan weet je het zeker.
1.
- Het woord winkelier staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "winkelier" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "winkelier" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be