Naar inhoud springen

willig

Uit WikiWoordenboek
  • wil·lig
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen willig williger willigst
verbogen willige willigere willigste
partitief willigs willigers -

willig

  1. volgzaam, bereid, gehoorzaam
  2. levendig
  3. (fysiologie) (landbouw) op zoek naar een partner om mee te paren
vervoeging van
willigen

willig

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van willigen
    • Ik willig. 
  2. gebiedende wijs van willigen
    • Willig! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van willigen
    • Willig je? 
88 % van de Nederlanders;
79 % van de Vlamingen.[3]