wijnhandelaar

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • wijn·han·de·laar
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord wijnhandelaar wijnhandelaars
wijnhandelaren
verkleinwoord wijnhandelaartje wijnhandelaartjes

Zelfstandig naamwoord

de wijnhandelaarm

  1. (beroep) (drinken) iemand die wijn koopt en verkoopt
     Hij hield magazijn in het souterrain, waar hij de stellages benutte die nog van de wijnhandelaar Leuchtmann waren geweest.[2]
     Een wijnhandelaar uit Uden heeft een voorwaardelijke taakstraf gekregen voor de koop en verkoop van ruim honderd gestolen flessen champagne. Hij moet daarnaast ruim 7000 euro aan de Staat terugbetalen. Dat geld heeft hij verdiend aan de handel.[3]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Tonio : een requiemroman” (2011), De Bezige Bij op Wikipedia, ISBN 9789023467014
  3. Bronlink geraadpleegd op 22 maart 2022 Weblink bron “Wijnhandelaar krijgt taakstraf voor handel in gestolen flessen champagne” (22-08-2019), NOS