wijkwerker
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: wijkwerker (hulp, bestand)
Woordafbreking
- wijk·wer·ker
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van wijk en werker
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | wijkwerker | wijkwerkers |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de wijkwerker m
- een (vaak langdurig) werkloze die met kleine klusjes enkele uren per week werkervaring opdoet
- Een werkloze die twee jaar zonder werk zit moet in Vlaanderen als wijkwerker aan de slag.
Gangbaarheid
- Het woord wijkwerker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.