wijking
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- wij·king
Woordherkomst en -opbouw
- naamwoord van handeling van wijken met het achtervoegsel -ing[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | wijking | wijkingen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de wijking v
- het van zijn plaats geschoven zijn
- ▸ In totaal hebben negen ankers het begeven, waardoor een wijking van 1 tot 1,5 meter over een stuk damwand van 30 meter is ontstaan.[2]
Verwante begrippen
- [1] afwijking
Gangbaarheid
- Het woord wijking staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "wijking" herkend door:
65 % | van de Nederlanders; |
54 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “Situatie Amsterdamse damwand geheel onder controle” (27-07-2006), Reformatorisch Dagblad
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be