wijkcoördinator
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- wijk·co·or·di·na·tor
Woordherkomst en -opbouw
- Samenstelling van wijk en coördinator
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | wijkcoördinator | wijkcoördinatoren wijkcoördinators |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de wijkcoördinator m
- een coördinator die specifiek aangesteld is voor een bepaalde wijk