wijkbus

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

wijkbus
Uitspraak
Woordafbreking
  • wijk·bus
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord wijkbus wijkbussen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de wijkbusm

  1. een in 1977 ingevoerde vorm van openbaar vervoer, waarmee dunbevolkte gebieden of wijken volgens vaste route en dienstregeling verbonden worden meestal via een uurs- of twee-uursdienst
    • Voor veel bewoners van de service- en verzorgingshuizen in Ommoord en Het Lage Land is de wijkbus de enige verbinding met de buitenwereld. De Burcht, De Schutse, Anatole France, Zernike en de andere elf tehuizen bieden onderdak aan vierduizend mensen, onder wie (in 1990) circa achthonderd personen van 85 jaar en ouder. [1] 
    • “Sinds de start van ons wijkbus-project in Amsterdam-Zuidoost werken wij met twee vervangend-dienstplichtigen”, zegt A. Vink van de Amsterdamse stichting dienstverlening bejaarden. Voor haar zijn de gewetensbezwaarden "de spil' van het bedrijf. Ze werken de hele week, terwijl de andere medewerkers van de wijkbus voor 55-plussers vrijwilligers zijn, die meestal maar een paar uur achter het stuur zitten. [2] 
    • Willem Willems was veertig jaar loodgieter toen zijn baas vond dat het niet meer ging. Zelf had hij nergens last van, maar het scheen dat hij liep te zwalken over het dak. Hij werd chauffeur op de wijkbus voor bejaarden, in Transvaal, Den Haag, en ja, hoe ging dat. [3] 
Synoniemen

Gangbaarheid

95 % van de Nederlanders;
86 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. NRC Paul Hellmann 24 juli 1993 Oud in de Alexanderpolder; De toekomst is voorbij
  2. NRC Dirk Limburg 8 oktober 1992 Gewetensbezwaarden doen verplicht sociaal werk
  3. NRC Jannetje Koelewijn 7 juni 2003 Hoe bereken je de kosten van eenzaamheid?
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be