wifi

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • wi·fi
Woordherkomst en -opbouw
  • afkorting uit het Engels Wireless Fidelity
enkelvoud meervoud
naamwoord wifi wifi's
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de wifim

  1. (informatica) (communicatie) draadloze internet verbinding voor korte afstanden.
     Binnen de hut was de tijd meer dan 50 jaar stil blijven staan en er was dan ook geen tv of wifi.[1]

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be