wifi
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- wi·fi
Woordherkomst en -opbouw
- afkorting uit het Engels Wireless Fidelity
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | wifi | wifi's |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de wifi m
- (informatica) (communicatie) draadloze internet verbinding voor korte afstanden.
- Door wifi kun je ook in de tuin internetten met je laptop of tablet
- ▸ Binnen de hut was de tijd meer dan 50 jaar stil blijven staan en er was dan ook geen tv of wifi.[1]
Gangbaarheid
- Het woord wifi staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "wifi" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be