wietteler

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • wiet·te·ler
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord wietteler wiettelers
verkleinwoord wiettelertje wiettelertjes

Zelfstandig naamwoord

de wiettelerm

  1. (beroep) iemand die hennep kweekt voor de cannabis productie
    • Dit betekent niet dat wiet kweken legaal wordt. Het gedogen houdt in dat de wietteler wettelijk strafbaar blijft, maar hij ontloopt vervolging als hij aan de voorwaarden van de gedoogbeschikking voldoet. [1] 
    • De jongen was naar eigen zeggen nieuwsgierig naar de mooie groene planten in de achtertuin. Toen hij deze op internet opzocht, ontdekte hij dat zijn moeder een wietteler is. Hierop besloot hij de politie te bellen. [2] 
    • Bierbrouwer koopt aandeel in 's werelds grootste wietteler: Topman Rob Sands van Constellation anticipeert met de investering op een grotere markt in de VS voor legale wietteelt en -verkoop. Momenteel mogen patiënten in dertig staten de plant medicinaal gebruiken. In acht hervan [sic!], waaronder Californië en Nevada, mag cannabis recreatief gebruikt worden. "Het succes van ons bedrijf is het resultaat van het in een vroeg stadium herkennen van consumententrends. Dit is daarin de volgende stap", aldus Sands. [3] 

Gangbaarheid

82 % van de Nederlanders;
49 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen