wetenswaardig

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • we·tens·waar·dig
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen wetenswaardig wetenswaardiger wetenswaardigst
verbogen wetenswaardige wetenswaardigere wetenswaardigste
partitief wetenswaardigs wetenswaardigers -

Bijvoeglijk naamwoord

wetenswaardig [1]

  1. van iets dat het de moeite waard is om te weten
    • Nu kan je een doorzeurend probleem met nieuw vuur te lijf gaan. Maar als het bijvoorbeeld gaat over oppervlakkige straatinterviews blijft Van Meurs steken in hoe belachelijk het is en hoe klein de kans is dat daar iets wetenswaardig uit komt. Voor iemand die kritiek heeft op andermans inzichten onderbouwt hij de zijne maar matig. Ook een redenering voltooien of een gedachte afwikkelen is niet zijn sterkste punt.[2] 
    • De resultaten zijn gepubliceerd in The British Medical Journal, het wetenschappelijk tijdschrift dat er genoegen in schept om eenmaal per jaar de resultaten te presenteren van onderzoek dat er eigenlijk niet zo veel toe doet, maar daarom niet minder wetenswaardig is.[3] 
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Ron Rijghard 17 februari 2016
  3. NRC John Kroon 17 december 2015
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be