westerlingen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • wes·ter·lin·gen

Zelfstandig naamwoord

de westerlingenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord westerling
     Dus misschien konden ze een eenvoudige ruil doen, zij liet hun de stad zien en zij vertelden over de westerse rechtstoepassing? Ze voegde er droog aan toe dat zo'n uitwisseling van diensten zelfs vroeger niet als crimineel beoordeeld zou zijn, niet eens als hooliganisme, hoewel dat over het algemeen alles wel omvatte wat er zou kunnen gebeuren in het gezelschap van westerlingen.[1]

Verwijzingen

  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “1968, De grote eeuw deel 7” (2017), Uitgeverij Prometheus op Wikipedia, ISBN 9789044633535