werptuig

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • werp·tuig
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord werptuig werptuigen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het werptuigo

  1. apparaat waarmee men voorwerpen met kracht over grote afstanden kan gooien
    • Ook zijn er demonstraties met een katapult: dat is een werptuig, waarmee zware stenen in het vijandige legioen werden geslingerd. [2] 
  2. iets wat er speciaal voor gemaakt is om met kracht te kunnen wegwerpen
    • Sinds 11 september heb ik dus geen minuut meer gesport – geen werptuig meer gesmeten, geen sportschoenen meer aangetrokken en geen halter meer aangeraakt. Geen meter gelopen en geen stadion van binnen gezien. Behalve als toeschouwer van mijn dochter. Vier dagen na de aanslag. [3] 
    • Gezien het traject van druppels en het wolkje rondom het in projectiel veranderde flesje, sowieso te mooi om weggegooid te worden, vermoed je dat het eerder vol is dan leeg. Dat maakt het werptuig gevaarlijker en het gebaar erger – maar of die redenering klopt? [4] 
Synoniemen
Hyponiemen

Gangbaarheid

86 % van de Nederlanders;
92 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Tonny Schoemaker 29 augustus 1996 Kinderagenda
  3. NRC Sylvain Ephimenco 24 september 2001 Sportloos
  4. NRC Pieter Kottman 14 juni 2008 In Beeld
  5. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be