werkwoordstam

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • werk·woord·stam
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord werkwoordstam werkwoordstammen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de werkwoordstamm

  1. (taalkunde) het gehele werkwoord zonder de laatste -en
     Voor de vervoeging van een regelmatig werkwoord vertrekken we van de stam van het werkwoord. Deze stam is doorgaans de infinitief min -en.[2]
  2. (taalkunde) de vervoeging van het werkwoord die men gebruikt bij de eerste persoon in de onvoltooid tegenwoordige tijd
    • Bij het werkwoord lopen is loop de werkwoordstam want het is: Ik loop 

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink Weblink bron “5. Spelling van werkwoorden” (23 OKTOBER 2009), De Standaard