werkvakantie
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- werk·va·kan·tie
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van werk en vakantie
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | werkvakantie | werkvakanties |
verkleinwoord | werkvakantietje | werkvakantietjes |
Zelfstandig naamwoord
de werkvakantie v
- Vakantie waarin je ook werkt of om je vakantie te verdienen, of om vrijwilligers werk te doen voor een charitatieve instelling.
- Druivenplukken in Frankrijk is een soort van werkvakantie
Gangbaarheid
- Het woord werkvakantie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.