werktop

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • werk·top
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord werktop werktoppen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de werktopm

  1. overleg over werkgelegenheid en werkloosheid door de hoogste bestuurders
     Kabinet, sociale partners en gemeenten praten vandaag tijdens een werktop over de kabinetsdoelstelling om het aantal kansarme werklozen te verkleinen met tweehonderdduizend per 2011.[1]
     Het is volgens hem ook te vroeg om, zoals PvdA-Kamerlid Spekman voorstelde, al te praten over het organiseren van een werktop met werkgevers en vakbonden.[2]

Gangbaarheid

71 % van de Nederlanders;
68 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. Bronlink Weblink bron “'Banenplan voldoet niet'” (27 juni 2007), Het Parool
  2. Bronlink Weblink bron “Coalitie tegen hogere AOW-leeftijd” (06-02-2009), Reformatorisch Dagblad
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be