werkt thuis

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • werkt thuis
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
thuiswerken

werkt (...) thuis

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van thuiswerken
    • Jij werkt thuis. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van thuiswerken
    • Hij werkt thuis. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van thuiswerken
    • Werkt thuis! 

Gangbaarheid