werkstad

Uit WikiWoordenboek


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • werk·stad
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord werkstad werksteden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

werkstad v/m [1]

  1. een stad waar veel mensen hun werk hebben
    • Voor mensen met een uitkering verandert er niets - is de belofte - maar voor Zwolle als werkstad is het een gevoelige aderlating: het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, beter bekend als UWV, voorheen GAK, verplaatst vierhonderd medewerkers van de zogenoemde 'backoffice' (ondersteunende diensten) naar het regiokantoor in Hengelo. [2] 
    • In de 'werkstad' Rotterdam exposeert Museum Rotterdam van 28 februari tot en met 30 september de invloed van werkkleding op de mode. De tentoonstelling Werkstijl wordt ingericht door de Rotterdamse modeontwerpster en gastcurator Monique van Heist. [3] 
    • Manchester is van oudsher de werkstad. Maar de fabrieken in het hart hebben nieuwe bestemmingen gekregen, waaronder enkele topmusea, muziekpodia en het gratis toegankelijke National Football Museum. [4] 
Antoniemen
Verwante begrippen

Gangbaarheid

89 % van de Nederlanders;
84 % van de Vlamingen.[5]


Verwijzingen