werkpost

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • werk·post
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord werkpost werkposten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de werkpostv / m

  1. plaats waar men werkt
     De Spaanse luchtverkeersleiders staan op het punt hun werk te hervatten. Zij beginnen weer naar hun werkposten terug te keren.[2]
     Heel zijn leven is Gerard in Ingelmunster blijven wonen. Ook al werkte hij bij Belgacom, waar hij zich had opgewerkt tot directeur en manager. Zijn laatste werkpost bevond zich in Evere, bij Brussel.[3]
  2. een functie
  3. toegezonden materiaal, zoals brieven; poststuk - poststukken dat men ontvangt in verband met de arbeid die men verricht
Synoniemen
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink geraadpleegd op 2 december 2021 Weblink bron “Spaanse verkeersleiders weer aan de slag” (4 december 2010), Reformatorisch Dagblad
  3. Bronlink geraadpleegd op 2 december 2021 Weblink bron
    Ingelmunster
    “Gerard Vandenabeele (76)” (Zaterdag 27 juni 2020), De Standaard