werkpost
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- werk·post
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | werkpost | werkposten |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
- plaats waar men werkt
- ▸ De Spaanse luchtverkeersleiders staan op het punt hun werk te hervatten. Zij beginnen weer naar hun werkposten terug te keren.[2]
- ▸ Heel zijn leven is Gerard in Ingelmunster blijven wonen. Ook al werkte hij bij Belgacom, waar hij zich had opgewerkt tot directeur en manager. Zijn laatste werkpost bevond zich in Evere, bij Brussel.[3]
- een functie
- toegezonden materiaal, zoals brieven; poststuk - poststukken dat men ontvangt in verband met de arbeid die men verricht
Synoniemen
- [1] werkplek
- [2] arbeidsplaats, formatieplaats
Afgeleide begrippen
Gangbaarheid
- Het woord werkpost staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “Spaanse verkeersleiders weer aan de slag” (4 december 2010), Reformatorisch Dagblad
- ↑ Weblink bron Ingelmunster“Gerard Vandenabeele (76)” (Zaterdag 27 juni 2020), De Standaard