werkorder

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • werk·or·der
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord werkorder werkorders
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de werkorderv / m, het werkordero

  1. briefje waarop staat wat men moet doen op zijn werk
     Kom er zo aan! Even snel iets doen: bijna einde werktijd, er moet nog veel gebeuren, vrachtwagenchauffeur staat al uur te wachten. Gevolg: heftruckbestuurder pakt al rijdend werkorder van prikbord en raakt met arm bekneld tussen de kooiconstructie en staander van stelling.[1]
     Desondanks zou hij zich vragen stellen bij de timing van de software-update waartoe de dealers de opdracht hebben gekregen: sinds eind oktober. Net na het dieselgate-schandaal bij concurrent Volkswagen, dus. 'Dat wordt automatisch ingeladen op onze werkorder. Normaal staat erbij waarvoor het dient, maar nu stond er gewoon bij 'motor ECU updaten"’, zegt de man.[2]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 2 december 2021 Weblink bron “Een heftruck is geen speeltje: de 5 meest gemaakte fouten” (03-07-2015), Tubantia
  2. Bronlink geraadpleegd op 2 december 2021 Weblink bron “'Opel-dealer lijkt verhaal software-update te bevestigen'” (21/01/2016), De Standaard