werkkamer
Uiterlijk
- werk·ka·mer
- samenstelling van werk en kamer
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | werkkamer | werkkamers |
verkleinwoord | werkkamertje | werkkamertjes |
- kamer waar je (vooral aan een bureau) kunt werken
- De professor heeft een eigen werkkamer in het laboratorium waar hij zijn artikelen kan schrijven.
- De minister-president heeft een eigen werkkamer in het Torentje aan het Binnenhof in Den-Haag.
- ▸ De deur naar de werkkamer van Johannes staat open, en Nella ziet zijn kaarten en papieren nog verspreid over de vloer liggen.[1]
- ▸ De deur naar de werkkamer van Johannes staat open, en Nella ziet zijn kaarten en papieren nog verspreid over de vloer liggen.[1]
- ▸ “Waarom stuurt hij me een geschenk, Johannes?" vroeg ze, en mijnheer nam haar mee naar zijn werkkamer.[1]
- Het woord werkkamer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "werkkamer" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
- 1 2 3 Jessie Burton vert. Mieke Trouw-Luyckx“Het huis aan de gouden bocht” (2014), Luitingh-Sijthoff
, ISBN 9789021809526
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 9
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- WikiWoordenboek:Pagina's die ISBN magische koppelingen gebruiken
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 100 %