werkbeest

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • werk·beest
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord werkbeest werkbeesten
verkleinwoord werkbeestje werkbeestjes

Zelfstandig naamwoord

werkbeest [1]

  1. iemand die (alleen maar) hard kan werken
    • Op school was ze ijverig. Haar vroegere leerkrachten noemen Mathilde „het soort meisje dat je het liefst in de klas hebt. Een echt werkbeest dat in alles altijd perfect wilde zijn. Een leerlinge die na de les meer uitleg kwam vragen. Nooit kwam een negatief woord over haar lippen.” [2] 
    • Alle diamanten zijn `zweetdiamanten'. Werkbeesten hebben ze onder de meest barre omstandigheden aan de aarde of het water onttrokken. Denk in hemelsnaam niet aan een keurig aangeharkte diamantmijn waar goed geoutilleerde arbeiders hun achturige werkdag volbrengen conform de Arbo-wet. [3] 
Synoniemen

Gangbaarheid

87 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Reformatorisch Dagblad L. Vogelaar 17 december 2012 Boek over Belgische Mathilde positief over prinses
  3. NRC D. Wittenberg 17 februari 2004 Steentjes met een sme
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be