werkbaas

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • werk·baas
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord werkbaas werkbazen
verkleinwoord werkbaasje werkbaasjes

Zelfstandig naamwoord

werkbaas m

  1. degene die functioneel aanstuurt en verantwoordelijk ervoor is dat het afgesproken resultaat wordt behaald
    • Op de bouwplaats gaf de werkbaas de instructies van wat er gebeuren moest.