werkbaas
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- werk·baas
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | werkbaas | werkbazen |
verkleinwoord | werkbaasje | werkbaasjes |
Zelfstandig naamwoord
werkbaas m
- degene die functioneel aanstuurt en verantwoordelijk ervoor is dat het afgesproken resultaat wordt behaald
- Op de bouwplaats gaf de werkbaas de instructies van wat er gebeuren moest.