werkafspraak
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- werk·af·spraak
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | werkafspraak | werkafspraken |
verkleinwoord | werkafspraakje | werkafspraakjes |
Zelfstandig naamwoord
- een bijeenkomst van twee of meer personen om te praten over het werk
- de afspraak van hoe het werk gedaan moet worden met een lokale invulling