wereldreiziger

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

wereldreiziger met bromfiets
Uitspraak
Woordafbreking
  • we·reld·rei·zi·ger
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord wereldreiziger wereldreizigers
verkleinwoord wereldreizigertje wereldreizigertjes

Zelfstandig naamwoord

de wereldreizigerm

  1. iemand die een groot gedeelte van de wereld heeft bereisd of gaat bereizen; iemand die een wereldreis maakt
    • Nog veel wereldreizigers in spe denken dat ze in alle landen wel van vijftig euro kunnen leven, constateert Tom Janse, wereldreizenspecialist bij Kilroy Travels, een reisbureau dat zich speciaal richt op jongeren. Hij wenst ze veel succes: „In een land als de Verenigde Staten ben je minstens twee tientjes per dag aan onderdak kwijt, en dan heb je nog niet gegeten en heb je ook nog geen activiteiten betaald.”[2] 
    • Wordt het Hoxton hotel in Amsterdam bevolkt door jonge hipsters, hier domineert de Parijse elegantie. Deze vestiging is gedurende de dag een ontmoetingsplek voor zakenmensen, chique Parisiennes, hippe flexwerkers en natuurlijk de logerende wereldreizigers. In de prachtige open binnenplaats drink ik tussen deze mix aan leuke mensen een espresso in de ochtend en begin ik de avond met een van de beste cocktails ooit.[3] 
Synoniemen
Vertalingen

Meer informatie

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. de Telegraaf MARTIJN KLERKS 05 jan. 2018
  3. de Telegraaf BABETTE WIERINGA 28 nov. 2017