weledelzeergeleerd

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • wel·edel·zeer·ge·leerd
Woordherkomst en -opbouw
stellend
onverbogen weledelzeergeleerd
verbogen weledelzeergeleerde
partitief weledelzeergeleerds

Bijvoeglijk naamwoord

weledelzeergeleerd [1]

  1. aanspreektitel voor iemand die de doctorstitel mag voeren
    • Ik werd eens door mijn weledelzeergeleerde buurman aangezien voor de tuinman. Geen probleem, een mens kan zich vergissen. Temeer omdat er zo veel tuinmannen zijn die er zo uitzien als ik. Ik legde hem uit dat ik de eigenaar-bewoner van de villa was. Toch jammer dat hij bij andere buurtgenoten had geïnformeerd of ze wisten waar ik die villa van had betaald.[2] 
    • Stond er voorgaande jaren weleens bewaking voor de deur, nu werden we met een beschaafd glaasje champagne begroet door de weledelzeergeleerde dr. Peter Klosse, lector gastronomie en tevens eigenaar van De Echoput.[3] 

Meer informatie

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Volkskrant Keyvan Shahbazi 17 oktober 2017
  3. Volkskrant Marcus Huibers 7 november 2013