wegleiden

Uit WikiWoordenboek


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • weg·lei·den
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

wegleiden [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
wegleiden
leidde weg
weggeleid
zwak -d volledig
  1. mensen of dieren onder geleide naar een andere plaats brengen
    • Door het ongeval zijn drie rijstroken afgesloten, met een kilometerslange file tot gevolg. Het onderzoek en het opruimen duurt tot zeker 15.00 uur, aldus Rijkswaterstaat. Die is rond 10.30 uur begonnen met het wegleiden van het verkeer langs de plek van het ongeval. [2] 
    • Het tweetal liet zich even later zonder verder verzet door de Holtense veldwachter arresteren en wegleiden naar het gemeentehuis van Holten. De Duitse militairen waren door het mistige weer en onklaar worden van hun kompas enigszins uit koers geraakt en dachten boven Duitsland te vliegen. Hun brandstof was bijna op en dat dwong het duo een noodlanding te maken. [3] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

95 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen