weghelpen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • weg·hel·pen
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

weghelpen [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
weghelpen
hielp weg
weggeholpen
klasse 3 volledig
  1. iets of iemand helpen bij het weggaan van een zekere plaats
    • Sergio Conceiçao moet Nantes weghelpen van de onderste plaatsen in de Franse voetbalcompetitie. [2] 
  2. kinderen helpen bij het naar school gaan
    • "Je kunt niet anders", zegt Tjeerd Delsing (44), handelaar in onroerend goed en vader van vier kinderen tussen de vijf en twaalf jaar. Zijn vrouw Eta (40) heeft zich volledig aan het moederschap gewijd, maar Tjeerd is verantwoordelijk voor 'de ochtend': het aankleden, het ontbijt, de broodtrommels, het weghelpen. [3] 

Gangbaarheid

79 % van de Nederlanders;
83 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen