weerbarstig

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • weer·bar·stig
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘stug’ voor het eerst aangetroffen in 1619 [1]
  • Samenstellende afleiding van weer, (stam van het werkwoord weren) en barst, (stam van het werkwoord barsten) met het achtervoegsel -ig [2]
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen weerbarstig weerbarstiger weerbarstigst
verbogen weerbarstige weerbarstigere weerbarstigste
partitief weerbarstigs weerbarstigers -

Bijvoeglijk naamwoord

weerbarstig

  1. hardnekkig weerstand biedend aan een behandeling
    • Van dat weerbarstige haar valt geen kapsel te maken. 
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen