weeraal

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

weeraal
Uitspraak
Woordafbreking
  • weer·aal
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord weeraal weeralen
verkleinwoord weeraaltje weeraaltjes

Zelfstandig naamwoord

weeraal

  1. (straalvinnigen) bepaald soort langgerekte spoelvormige vis met een donkerbruine grondkleur, een geeloranje buik en zwarte lengtestrepen, Misgurnus fossilis op Wikispecies
Synoniemen

Gangbaarheid

25 % van de Nederlanders;
23 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen