weelderig

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • weel·de·rig
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen weelderig weelderiger weelderigst
verbogen weelderige weelderigere weelderigste
partitief weelderigs weelderigers -

Bijvoeglijk naamwoord

weelderig

  1. uitbundig (groeiend)
     We zaten een paar minuten zwijgend naast elkaar te roken op de trappen naar de weelderige entree van het ooit grandioze hotel waar ik van plan was mij voorlopig te vestigen, toen hij het woord tot mij richtte.[2]
  2. van een persoon dat deze behoorlijk dik is
     Het leek alsof de stevige en weelderige serveerster de vraag had begrepen, want ze sloop op haar tenen rond de tafel en ruimde stilletjes de lege bierglazen af.[3]
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. weelderig op website: Etymologiebank.nl
  2. “Grand Hotel Europa” (2018), De Arbeiderspers op Wikipedia, ISBN 978-90-295-2622-7, p. 11
  3. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “1968, De grote eeuw deel 7” (2017), Uitgeverij Prometheus op Wikipedia, ISBN 9789044633535
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be