weekendretour
Uiterlijk
- week·end·re·tour
- samenstelling van weekend zn en retour zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | weekendretour | weekendretours |
verkleinwoord | weekendretourtje | weekendretourtjes |
- treinkaartje voor heen- en terugreis dat geldig is voor de periode van vrijdagavond tot en met zondagavond
- ▸ Toch voelde hij zich niet anders dan die achttienjarige die met een weekendretour op zak samen met zijn kleine broertje op bedevaart ging naar de Love Parade in Berlijn.[2]
- ▸ Door deze prijswijziging zullen een aantal kaartsoorten verdwijnen. Het weekendretour, de 5-retourkaart en het rondreisticket zullen vanaf volgend jaar niet meer te koop zijn.[3]
- Het woord weekendretour staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “Ons soort mensen” (2016), Ambo/Anthos uitgevers , ISBN 9789026334672
- ↑ Weblink bron “Treinkaartje volgend jaar 2 procent duurder” (vrijdag 30 juli 2010, 20:04), NOS