week los

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • week los
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
losweken

week (...) los

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van losweken
    • Ik week los. 
  2. gebiedende wijs van losweken
    • Week los! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van losweken
    • Week je los?