weeheid
Uiterlijk
- wee·heid
afleiding van wee met het achtervoegsel -heid
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | weeheid | weeheden |
verkleinwoord |
- verdriet, pijn
- Aangezien 'veel hartjes kloppen van meegevoel' wilde hij 'geen roet in het eten strooien', schreef hij in de NRC, maar dat verhinderde hem niet deze poëzie te bestempelen als 'een donzen weeheid' en de maakster ervan 'een degenererend gebrek aan durf' toe te schrijven. [2]
- Beenloos en onbeholpen huppelen ze door de hoge ruimtes van de Notre Dame om ogenblikkelijk te verstenen als er iemand anders dan Quasimodo aan komt. In de Disney-wereld vormen ze een verademend tegenwicht voor de weeheid van Quasimodo, de door hem aanbeden zigeunerin Esmeralda en vooral de verschrikkelijk nobele, blonde ridder. [3]
- misselijkheid
- [1] verdriet, pijn
- [2] misselijkheid
- Het woord weeheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "weeheid" herkend door:
62 % | van de Nederlanders; |
48 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Elsbeth Etty 9 augustus 1996 't Is goed in 't eigen hert te kijken; De perfecte prieelpoëzie van Alice Nahon
- ↑ NRC Bernard Hulsman 20 december 1996 Duivels onder het kerkdak; De gargouilles van de Notre-Dame
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be