weefster

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

weefster
Uitspraak
Woordafbreking
  • weef·ster
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord weefster weefsters
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de weefsterv

  1. (beroep) vrouw die lappen textiel maakt door te weven
    • "Met onze kinderen en kleinkinderen hebben we genoten van een bezoek aan het Openluchtmuseum Eynderhoof. Het museum bestaat uit negentien oude gebouwen, waar overal vrijwilligers bezig zijn met oude ambachten. Pottenbakkers, molenaars, timmerlui, weefsters en meer zijn hier te zien. We kregen overal tekst en uitleg en de kinderen mochten helpen en er werden spelletjes gedaan. Om 17.00 uur moesten we er echt uit, zeer tegen de zin van iedereen."[2] 
  2. lid van de vrouwelijke tak van de vrijmetselarij
    • Ik was 45 en sinds enige jaren weer bij de kerk betrokken geraakt. Ik wilde priester worden. Daarvoor was ik jarenlang lid geweest van de Weefsters, de vrouwelijke variant van de Vrijmetselarij. De symboliek sprak mij aan. Maar op een gegeven moment vond ik al die zelfbedachte symbolen toch niet bevredigend genoeg. Het was allemaal zo’n menselijke constructie. Fantastisch verzinsels, maar toch: menselijk.[3] 
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. de Telegraaf GHISLAINE DRUNEN, VAN 08 nov. 2012
  3. Volkskrant Wilfred van de Poll 20 september 2010
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be