wedstrijdsport
Uiterlijk
- wed·strijd·sport
- samenstelling van wedstrijd zn en sport zn
| enkelvoud | meervoud | |
|---|---|---|
| naamwoord | wedstrijdsport | wedstrijdsporten |
| verkleinwoord |
- (sport) sport waarbij men zich meet met andere sporters
- ▸ Maar als ik niet meer op zondag mag schaatsen, kan ik wel stoppen met de wedstrijdsport.[2]
- ▸ 2025 wordt zijn afscheid van de wedstrijdsport. Het jaar ook waarin hij vermoedelijk kiest voor de lucratieve marathon van Boston, die in dezelfde periode wordt gelopen.[3]
- ▸ De overige nummers (man-tegen-mangevecht, het werpen met een brok ijzer en boogschieten) werden geen regulier onderdeel van de Griekse wedstrijdsport - al werd er in de gymnasia wel degelijk aandacht besteed aan dit soort pseudomilitaire activiteiten.[4]
- Het woord wedstrijdsport staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Jessica Merkens“Op eigen houtje” (2023), Ambo/Anthos uitgevers
, ISBN 9789026360930 - ↑
Weblink bron Luuk Blijboom“Nageeye na chaotische voorbereiding toch derde: 'Leek wel een kruidendokter'” (Maandag 17 april 2023, 08:51), NOS - ↑ Onno van Nijf“Sportgeschiedenis” (2021), Athenaeum - Polak & Van Gennep
, ISBN 9789025312275